Skip to main content

Als kind hield ik al van verhalen en nog steeds raken ze iets diep in mij aan, waardoor ik me verbonden voel met iets groters, iets ruimers waarin wijsheid, liefde en vertrouwen als een onuitputtelijke bron aanwezig zijn. Ik kan over de rand van die put kijken, mij zelfs erin laten vallen en het helemaal in mij opnemen en terugkeren met iets ervan in mijzelf. Niet zelden stroomt het vervolgens spontaan door mij heen in de ‘bovenwereld’. Verhalen zijn dan voor mij dan ook helende bronnen.

Het boek de Ontembare Vrouw van Clarissa Pinkola Estés, is een prachtige verzameling verhalen over de wilde natuur van de vrouw, steeds met uitgebreide uitleg over de diepere betekenissen ervan. Ik geef toe dat ze soms wat lang van stof is, maar als je net als ik liefhebber van verhalen bent en dol bent op de wijsheid van en over de weg van de vrouw, dan neem je dit graag op de koop toe.

Van al deze verhalen laat ik me graag steeds weer opnieuw raken. Op dit moment kies ik dan voor ‘Zeehondenhuid, zielehuid’ omdat mij op dit moment het thema van naar huis gaan, terugkeren naar jezelf zo nabij staat.

Zeehondenhuid, Zielehuid

In een tijd die ooit was, nu voorgoed voorbij is en spoedig weer zal keren, is er een land hier ver vandaan met dag in dag uit een witte hemel, witte sneeuw en allemaal kleine stipjes in de verte die mensen, of honden of beren zijn.

Het is een land waar woorden bevriezen in de open lucht en bij het vuur ontdooid moeten worden om ze te verstaan. En in dat land woonde eens een man…. Een man zo eenzaam dat zijn tranen diepe kloven in zijn wangen hadden gegroefd.

Hij probeerde blij te zijn, tevreden terwijl hij op jacht ging. Hij at goed, sliep goed, maar hij was eenzaam en verlangde naar gezelschap. Als hij overdag met zijn kajak over het ondiepe water voer en er een zeehond dichterbij kwam, moest hij denken aan de oude verhalen die vertelden dat zeehonden ooit mensen waren. Het waren hun ogen, die diepe donkere zachte ogen, vol liefde, wijsheid en het wilde, die herinnerden aan die tijd.

Op een avond op weg terug naar huis, voer hij met zijn lege kajak richting huis. Hij had die dag niets gevangen. Hij was leeg van binnen. Zijn eenzaamheid rolde in tranen over de groeven in zijn wangen. Terwijl de maan opkwam aan de hemel en de ijsschotsen glansden, kwam hij bij een grote gevlekte rots in de zee. Daar op die rots viel zijn scherpe oog op iets dat bewoog met de grootste sierlijkheid. Met grote stille slagen roeide hij langzaam dichterbij en daar boven op die kolossale rots danste een klein groepje vrouwen, zo naakt als de eerste dag dat ze op moeders buik lagen. Nou ja, hij was een eenzame man, met geen andere mensenvriend dan die uit zijn herinnering. Hij was gevangen, betoverd door deze wonderschone schepsels die als van maanmelk gemaakt leken. Hun huid glinsterde met zilveren spikkeltjes, hun voeten en handen waren lang en sierlijk.

Het kabbelende water bracht zijn boot ongemerkt steeds dichterbij. Hij kon ze nu ook horen lachen of was het het water aan de rand van de rots dat lachte? Hij leek wel verblind, maar op de een of andere manier was de eenzaamheid die als een natte huid op zijn borst had gedrukt, opgeheven en bijna zonder na te denken sprong hij uit zijn kajak op de rots en stal een van de zeehonden huiden die daar lagen. Hij verstopte zich achter een rotsblok en stopte de zeehondenhuid in zijn parka.

Niet lang daarna riep een van de vrouwen met een stem die de mooiste was die hij ooit had gehoord, iets in een taal die hij niet kende. Hij zag ze hun zeehuiden pakken en aantrekken en een voor een gleden ze blij roepend in het water. Allen behalve één. Zij kon haar zeehondenhuid nergens vinden.

De man stapte naar voren, waar hij de moed vandaan haalde wist hij niet, maar hij zei tegen haar: ‘Vrouw, word mijn vrouw, ik ben een eenzame man. ‘

‘Ik kan je vrouw niet worden, ik hoor bij de anderen, zij die beneden wonen.’

Maar de man drong aan: ‘word mijn vrouw. Over zeven zomers zal ik je zeehondenhuid teruggeven en dan kun je gaan of blijven naar je wenst.’ De vrouw keek met haar ogen die, anders dan haar ware afkomst, op mensenogen leken, naar de man. ‘Ik zal met je meegaan. Na zeven zomers zal het beslist worden.’

En zo kregen ze na verloop van tijd een kind, Ooroek. Het was lenig en dik. Zijn moeder vertelde verhalen over de schepselen die onder de zee woonden, ze wees ze aan in de wolken. Zijn vader sneed beren en wolven uit de witte steen.

Maar naarmate de tijd verstreek begon haar vlees uit te drogen. Eerst schilferde het, toen barstte het. De haren op haar hoofd vielen uit, ze werd het witste wit en haar mollige vormen verschrompelden. Langzaam maar zeker verdween ook het zicht uit haar ogen en op een nacht werd Ooroek wakker van geschreeuw. Hij hoorde gebrul dat op een beer leek. Het was zijn vader die tegen zijn moeder schreeuwde. Hij hoorde gehuil als dat van zilver dat op steen rinkelde. Dat was zijn moeder. ‘Je hebt mijn zeehondenhuid zeven lange jaren verborgen gehouden en nu is de achtste winter in aantocht. Ik wil terughebben waar ik van gemaakt ben!’ riep ze huilend.

‘En jij vrouw, zou me verlaten als ik hem teruggaf!’ Bulderde de echtgenoot.

‘Ik weet niet wat ik zou doen, ik weet alleen dat ik moet hebben waar ik bij hoor.’

‘En jij zou mij zonder vrouw en de jongen zonder moeder achterlaten. Je bent slecht. ‘ De jongen zag hoe zijn vader door de deuropening de nacht in verdween.

Hij hield veel van zijn moeder, was bang dat hij zijn moeder zou verliezen en viel huilend in slaap. Maar even later werd hij gewekt door de wind. Een vreemde wind. Hij leek hem te roepen: ‘Oooroek, Oooroek.’

Hij kwam snel uit bed, hij trok zo snel als hij kon zijn parka en laarzen aan en stoof naar buiten. Buiten in de met sterren bezaaide nacht hoorde hij weer de roep. Hij rende naar de rots waar de wind vandaan leek te komen. Hij keek uit over woelige zee en daar zag hij een reusachtige ruig behaarde zilvergrijze zeehond met een immens grote kop en snorharen die tot op zijn borst reikten. Zijn ogen waren diepgeel. ‘Ooooroek.’

De jongen liep dichter naar de rand en struikelde over een steen, nee het was een bundeltje. Hij raapte het op, maakte het open, en schudde het uit. Het was de zeehonden huid van zijn moeder. Hij kon haar ruiken en terwijl hij de zeehondenhuid dicht tegen zijn neus aan drukte en haar geur inademde, was zij dichterbij dan ooit. ‘Ooo’, huilde hij van verdriet en vreugde. Hij huilde tranen uit liefde voor zijn moeder. Stond op en rende met de zeehondenhuid achter hem aan wapperend naar huis. Hij viel het huis binnen en zijn moeder tilde hem op, blij dat hem niets was overkomen. Ze zag de zeehondenhuid en trok hem aan. Stond op en pakte haar zoon onder haar arm en liep half rennend half struikelend naar de zee. De jongen was doodsbang dat zijn moeder hem zou verlaten. En smeekte haar niet weg te gaan. Maar iets in de vrouw riep haar. Iets dat ouder was dan zij. Ze keek met een hartverscheurende blik naar haar kind, nam zijn gezicht tussen haar handen en blies haar zoete adem in zijn longen. Drie grote ademteugen en toen dook ze met hem als een bundeltje onder haar armen het donkere diep in. Omlaag, omlaag en nog verder omlaag. De vrouw en het kind ademden moeiteloos onder water en zo zwommen ze steeds dieper totdat ze bij de onderwater grot van de zeehonden kwamen. Haar familie ontving hen met eten, dansen en gezang. Ze vertelde over haar leven daarboven en hoe ze haar man pijn had gedaan door hem te verlaten. Maar terugkeren kon ze niet, want dan zou ze een gevangene zijn. De grootvader was trots dat hij zijn kleinzoon zag, maar zijn dochter zei dat haar zoon niet kon blijven. Het was nog veel te vroeg voor hem. Hij moet terug, maar eerst genoten ze van haar terugkeer en hun samenzijn. Zeven lange dagen en nachten. De huid en het haar van de vrouw kregen weer hun vroegere glans terug. Ze werd weer mollig en kon weer zien. Maar onvermijdelijk brak de dag aan dat de jongen teruggebracht moest worden naar het land.

In de nacht zwommen de grootvader en moeder met het kind tussen hen in naar boven. Ze zetten hem veilig op de rots. De moeder gaf hem ter afscheid een belangrijke boodschap mee. ‘Ik ben altijd bij je. Raak alleen maar aan wat ik heb aangeraakt, mijn vuurstokjes, mijn ulu mes, mijn stenen beeldjes van otters en zeehonden en dan zal ik lucht in je longen blazen waarmee je je liederen kunt zingen.’

En zo groeide de jongen op tot een machtige trommelaar en zanger en maker van verhalen en men zei dat hij deze gave had gekregen omdat hij als kind door de grote zeehonden geesten naar zee was gedragen en het overleefd had. Nu kon je hem in de vroege grijze ochtendmist soms nog zien, daar bij die rots, terwijl hij schijnbaar met een zekere vrouwtjes zeehond praat die vaak naar de kust komt. Hoewel velen jacht op haar hebben gemaakt, hebben ze haar nooit kunnen doden. Ze is bekend als de stralende, de heilige en men zegt dat in haar ogen, ook al is ze dan wellicht een zeehond, die menselijke blikken te lezen zijn, die wijze en wilde en liefdevolle blikken.

van de hand van Clarissa Pinkola Estés

Steevast gaan de haartjes van mijn onderbewuste trillen bij het horen van precies dat wat op dat moment in mijn leven aandacht vraagt. Soms weet ik niet eens wat in mij is aangeraakt. Dan weet ik wel welke woorden dat doen en soms is dat voor dat moment ook genoeg om het verhaal als spiegel te gebruiken.

Bij Zeehondenhuid, zielenhuid raakt de stiekeme diefstal van de huid mij. Het scherpe contrast tussen de jager, met kloven van de vele tranen gehuild in eenzaamheid op zijn wangen en de betoverende, sierlijke vrouwen die nadat ze hun zeehondenhuiden hebben uitgetrokken, onbevangen en vol vreugde en plezier dansen. De jager die een huid steelt om zijn eenzaamheid te kunnen stillen en de vrouw die niet terug kan naar waar zij vandaan komt.

Hoe herkenbaar dat een gemis, een leegte, je kan aanzetten om iets te roven. Je kan in de jager een partner zien die de ander berooft, maar zijn wij het niet ook vaak zelf die ons laten beroven? En kunnen wij het ook zelf zijn die ons beroven om maar geen pijn te voelen of omdat we denken of soms zelfs ervan overtuigd zijn dat dat de enige oplossing is? De roof van een zielekwaliteit kan echter ook onbewust vaak al op jongere leeftijd hebben plaatsgevonden door de kracht van een familiesysteem, de tijdsgeest of heersende cultuur. Als we daar op latere leeftijd dan van bewust worden is dat een moment waarop inzicht en gemis een pittig cocktail kunnen vormen. We weten dat we niet op oude voet verder willen of zelfs kunnen en vinden in het gemis de kracht om de weg terug naar de bron aan te gaan. In het verhaal is dat het moment waarop de moeder haar zeehondenhuid terug krijgt en weet dat ze terug moet en haar zoete adem in de neus van haar zoon blaast.

Prachtig ook zoals Clarissa het pijnlijke proces beschrijft van het te lang van je zielenhuid gescheiden blijven. Ik heb het verbleken, het opdrogen, het scheuren in de tijd dat ik mijn bezieling nog niet kon vastpakken ook echt zo gevoeld. Ik wist toen dat als ik niet zou kiezen voor waar mijn hart echt naar uitgaat, ik dan uiteindelijk niets meer goed zou kunnen, ook niet dat waar ik zo goed in ben.

Zo heb ik als het ware de roep van de wind gehoord en ben ik de onbekende wereld in gegaan op zoek naar waar die roep vandaan kwam om te kunnen vinden wat diep in mij verborgen was.

Zodra we vervolgens het pakje met daarin onze zielehuid vinden, hebben we weer een keuze moment. Gooien we het terug in de zee of trekken we het aan? Als we kiezen voor het laatste hebben we daarbij ook een onvermijdelijk afscheid aan te gaan. Alleen als we bereid zijn te breken met de wetten van thuis komt er ruimte voor het leren leven zowel in de boven als in de onderwereld en kunnen we een ware transformatie ondergaan.

Ook na het breken van deze wetten worden we herhaaldelijk op de proef gesteld of wij echt wel achter onze keuze staan. In het onvermijdelijke afscheid met de zoon vind ik de aanmoediging om écht keuzes te maken voor hetgeen ik verder wil brengen in de bovenwereld. Iets moet doorleven, vorm krijgen. Dit is de fase waarin het Ik en het Zelf integreren zodat vervolgens net zoals in het verhaal het mannelijke en vrouwelijke een heilig verbond kunnen sluiten op de weg van transformatie en heelheid.

Er is nog veel meer te zeggen over dit verhaal. Wil je meer weten? Koop of leen het boek in de bieb en lees verder. Mooi is ook om zelf te onderzoeken wat in jou is geraakt bij het lezen van dit verhaal. Ik hoor het graag!

Op 29 & 30 april geef ik een 2 daagse workshop over het diep donker vrouwelijke in ons. Wil je meer weten? Kijk op mijn website: https://centenocoaching.nl/workshops/de-ontmoeting-met-het-donker-vrouwelijke-in-jou/

Meer info? Bel gerust, 06 25 36 00 18